Zomerverwonderen

Zomerverwonderen: zomaar een woord, dat ontstond in een gesprek dat ik met iemand had. Mooi zoals dingen ontstaan, en niet bedacht worden. Wie had bijvoorbeeld kunnen bedenken dat de Nederlandse voetbalvrouwen in de finale zouden komen? Hopen, dat is wat we (kunnen) doen! Én de betreffende dames konden ‘slechts’ hun beste voetbalbenen voor zetten. Dat hebben ze gedaan – maar het duo geluk en pech doen ook altijd mee. En zo win je de ene keer, en win je de andere keer niet.

Met voetbal als zodanig heb ik niet iets bijzonders. Met de mensen die daarbij betrokken zijn wel. Zo zag ik afgelopen week een documentaire over Vera Pauw .Vera, helft van een tweeling; zij het meisje; hij de jongen. Samen met hun andere broer voetbalden ze, overal en elke dag. Toen de broers de leeftijd hadden om bij een club te gaan spelen, wilde Vera mee; maar ze werd geweigerd. Het duurde nog vele jaren voordat ze – als grote uitzondering – als jongste speelster mee mocht spelen met een damesteam.

Daarmee zou ze de eerste daad stellen om een ontwikkeling in gang te zetten die ertoe heeft geleid dat we heel langzaamaan ook aandacht beginnen te krijgen voor het Nederlandse vrouwen voetbalteam. Nu staat coach Sarina Wiegman in de schijnwerpers, maar Louis van Gaal maakte in de documentaire duidelijk dat Vera Pauw de bron van dit alles is.  Sarina Wiegman gaf het zelf in een interview ook aan: dat dit te danken is aan diegenen die haar voor gingen.

En dat zette mijzelf aan het denken: over alles wat ík te danken heb aan de mensen die mij voor gingen. Mijn ouders en voorouders, vrouwen als Aletta Jacobs, mannen als Johan van Oldenbarnevelt of Hugo de Groot. Maar ook mijn voorgangers bij de Protestantenbond. Als zij niet een bepaalde weg hadden bereid, zou ik niet kunnen doen wat ik nu zo graag doe; zou er geen gemeenschap zijn geweest waarin en waarmee ik dat kán doen.

Het is een gedachte van ‘tel je zegeningen’ om het maar eens ouderwets te zeggen. Heerlijk om te doen – op een fijne stoel, in de koelte van de schaduw van een boom in een verder zonovergoten tuin. Maar na het ‘tel je zegeningen’ is er werk aan de winkel. Om voort te gaan vanaf het punt waar anderen zijn gebleven: om hun paden en wijsheden te blijven gebruiken als onderdeel van het pad van nu. Om mee te nemen wat van waarde is; om daar nu naar te handelen omdat het nodig is; om zo de toekomst open te houden voor alles wat na ons komt.

De zomertijd is een mooie tijd voor verwonderen – voor het tellen van je zegeningen – terug naar de bron, van hoe alles begon – om zo weer te weten waartoe wij bestaan:

verstillend van binnen,

herinnerd te worden

aan hoe wij bedoeld zijn,

herscheppen de wereld waarmee wij vergroeid zijn;

die opdracht aan alles wat ademt gaat voort

(uit lied 107 Zangen van Zoeken en Zien).

Met een hartelijke groet,   Helene Westerik

Comments are closed.